Verzamelnamen:
Antilope – kudde, cluster, stam
Apen – scherpzinnigheid, troep
Dassen – cete, kolonie
Cats (Wild) – vernietiging, dowt, dout
Cheetah – coalitie
Olifant – parade, kudde
Giraffe – toren, korps, reis, groep
Egels – array, prickle
Nijlpaard – vlot, peul, bloat, donder, school
Hyena – clan
Impala – rang
Jakhals – skulk
Luipaard – sprong, lepe
Leeuw – trots, sault, sowse
Apen – scherpzinnigheid, karrenvracht, troep, troep
Mangoest – zakelijk
Varkens (Wild) – sirene
Neushoorn – crash, koppigheid, kudde
Wilde hond – pak
Wildebeest – onwaarschijnlijkheid, kudde
Zebra – verblinden, ijver, cohort
Naam Oorsprong:
Aardvarken: Afrikaanse woordvertaling “aardvarken” aangezien oren en neus lijken op die van een varken, graven ook veel.
Vleermuisoorvos: verwijst naar de grote oren die lijken op die van Egyptische vleermuis met spleetgezicht
Blesbok: Afrikaanse woordvertaling “kale bok” die verwijst naar de witte bles op het gezicht
Bushbaby: Woont in de “bush” en hun roep klinkt als die van een huilende baby
Caracal: Van de Turkse naam “garah-gulak”, wat zwart oor betekent, met verwijzing naar de zwarte oorbosjes
Cheetah: Hindoewoord “chita” dat “gevlekte” betekent
Duiker: Afrikaans betekent “duiker” van de actie van de antilope bij het weglopen
Eland: Nederlands woord voor eland, vermoedelijk verwant of vergelijkbaar
Olifant: Grieks woord “elphas” en Latijns woord “elephantus” voor de soort
Gemsbok: Nederlands woord “edelstenen”, wat gems betekent in verwijzing naar kleur
Genet: Naam van het gebied in Spanje waar de soort in de 18e eeuw werd bewoond
Giraf: Arabisch woord “xirapha” wat “iemand die snel loopt” betekent
Hartebeest: Afrikaanse woordvertaling “hartkoe” met verwijzing naar de vorm van de hoorns
Nijlpaard: Grieks “(h)ippo” wat paard betekent, en “pot-amus” wat stromende rivier betekent – een rivierpaard
Honingdas: Eet honing, das van het Franse woord “becheur” wat graver betekent
Impala: Zulu-naam “imphala” en Tswana-naam “phala” voor de soort
Jakhals: Perzische naam “sagal” voor de gouden jakhals
Klipspringer: Afrikaanse woordvertaling “stone jumper” met verwijzing naar de begrenzende actie in rotsachtige habitat
Kudu: Khoikhoi-naam voor de soort
Luipaard: Griekse woorden “pardus” voor panter en “leo” voor leeuw, afgekort tot luipaard van leopardus
Leeuw: Grieks woord “leon” voor de soort
Mangoest: Indiase naam “mangus” voor de soort
Nyala: Zulu-naam “iNxala” voor de soort
Pangolin: Maleisische naam voor “peng-goling” voor de soort, wat “de roller” betekent vanwege hun gewoonte om ter bescherming in een bal te rollen
Stekelvarken: Grieks woord “porcus” wat varken betekent en “spina” wat soort betekent, directe vertaling “spined pig”
Neushoorn: Grieks woord “rhis” wat neus betekent en “keras” wat hoorn betekent, directe vertaling “neushoorn”
Springbok: Afrikaans betekent “terugspringen” in verwijzing naar hun unieke springactie genaamd “pronken”
Wrattenzwijn: verwijst naar de uitgroeisels of wratten op het gezicht
Zebra: Portugese of Italiaanse naam van de soort in de Congo-regio